Column Ruud Stam | Helpende handen

© Matthijs Ruis
© Matthijs Ruis

Het is nog heel vroeg in de morgen als je bij de klus arriveert. In de straat heerst een serene rust die alleen door het geblaf van een zelfstandig uitgelaten hondje wordt verstoord. Verder is er helemaal niemand.

© Matthijs Ruis
© Matthijs Ruis

Zodra je bent uitgestapt staat er, vanuit het niets, opeens een klein kalend mannetje naast je. Hij kijkt je over de randen van zijn leesbril verwachtingsvol aan. Het blijkt de vrijwillig ingehuurde buurman te zijn die over de sleutel van de woning beschikt. De bewoners zijn op vakantie, dat wist je, dus hebben ze de honneurs laten waarnemen door hun nieuwe buurman. En dat is me er ééntje!

Vanaf het allereerste moment staat zijn mond niet stil en vertelt hij je honderduit over zijn belangrijke status bij dit project. Althans hij dénkt dat hij belangrijk en zelfs onmisbaar is voor het welslagen van het bijzondere evenement. Je laat hem in de waan. Intussen heeft hij geheel zelfstandig de achterdeuren van je bus geopend en kijkt vertwijfeld naar de stapel spaanplaat. ‘Dat is toch niet de kleur die ze hebben uitgezocht?,’ vraagt hij zich hardop af. Je kunt hem geruststellen door te vertellen dat dit slechts de ondergrond voor de tapisvloer is. Zijn gezicht vertoont weer enige geruststelling en hij ziet er daarna de humor wel van in. ‘Ik dacht al: het zal toch geen waaibomenhout zijn!,’ roept hij stoer.

Lees ook: Zoals de waard…

Intussen heeft hij al twee pakken spaanplaat onder zijn korte armpjes geklemd en is op weg naar de voordeur. Eenmaal binnen zoekt hij naarstig naar een geschikte locatie om het spul neer te zetten. Midden in de woonkamer lijkt hem een uitstekende plek ‘want je zal toch wel aan de randen beginnen…’ Groot is zijn verwondering als je vervolgens met een steekwagen, gevuld met wel tien pakken spaanplaat, de zijkamer inloopt. ‘Oh, da’s ook wel handig zo’n wagentje,’ roept hij enthousiast en komt dan al snel tot de ontdekking dat de handvatten van de steekwagen zich op zijn schouderhoogte bevinden. Dát gaat ‘m dus niet worden. Hij drentelt weer naar buiten en besluit vast een emmer lijm naar binnen te brengen. ‘Zó, dat ding is onhandig om te dragen!’ en hij besluit het hengsel met twee handen vast te houden. Daarbij schaaft de bodem van de emmer nog net niet over grond.

Je weet zeker dat je hem niet om hulp hebt gevraagd, maar zoveel werklust kan je gewoon niet weigeren. En inderdaad, het scheelt je een hoop tijd en het is gratis. Even later zit hij uitgeput onderaan de trap en met een Boerenbont zakdoek veegt hij het zweet van zijn rood aangelopen voorhoofd. ‘Zo, het spul is binnen….we kunnen beginnen,’ mompelt hij je toe. Wie nu eigenlijk ‘we’ is wordt niet helemaal duidelijk, want voor zover je je kunt herinneren sta je voor vandaag toch echt ‘alleen’ ingepland. Het is je duidelijk dat je vandaag niet meer van hem afkomt.